Stichting Hofvogels beheert meer dan 600 nestkasten voor de steen- kerk- en bosuil en de torenvalk. Zo zorgen we voor meer broedgelegenheid voor deze vogelsoorten die dat in ons cultuurlandschap vaak niet kunnen vinden.
Inmiddels hebben we zoveel kasten geplaatst dat we terughoudend zijn met het plaatsen van nieuwe nestkasten. Er is een grens aan wat nodig is en wat we kunnen behappen met controles, nestkasten vervangen, etc.
Plaatsen van nestkasten
We plaatsen nestkasten – uiteraard altijd in overleg met de eigenaar – in een boom of een gebouw waar de kans groot is dat de vogels ook komen broeden.
Ook is het niet altijd zinvol om op een bepaalde locatie een nestkast te plaatsen zoals vlakbij drukke wegen of in de directe nabijheid van een sloot. Het risico dat uilen verkeersslachtoffer worden of de jonge uilen verdrinken is dan te groot.
Nestkast -controles
Tijdens het controleren van de nestkasten is het altijd weer spannend wat je zoal aantreft. Is de kast bezet door een uilenpaar of door een andere vogel, liggen er al eieren in de kast of zelfs al jongen. In een kast die bezet is door een steenuil-paartje met jongen tref je gemiddeld 3 à 4 jongen aan. Bij de kerkuil kan dit zelfs oplopen tot 7 à 8 jongen terwijl de bosuil volstaat met 3 tot 5 jongen. Na afloop van het broedseizoen worden de nestkasten schoongemaakt en eventueel vervangen.
Ringen en noteren biometrische gegevens
Circa 2 tot 3 weken nadat de jongen zijn geboren worden ze geringd. Ook wordt zo mogelijk de sekse, ouderdom, gewicht en de fysieke staat waarin het uilskuiken zich bevindt bepaald.
Deze gegevens zijn van groot belang om de ontwikkelingen van deze soorten bij te houden. Zo wordt duidelijk hoe het gaat met een soort en – als het niet goed gaat – eventueel uitgezocht wat daar de reden voor is. Daar kunnen dan weer vervolgacties uit voortkomen.