Scroll Top
Torenvalk
FALCO TINNUNCULUS


Hofvogels Torenvalk

Alle soorten valken jagen overdag op levende prooien. Torenvalken grijpen hun prooi op de grond. Daar zijn ze dan ook echt voor gebouwd. Het voorste deel van hun lijf is het zwaarst, zodat ze makkelijk kunnen duiken. Alle soorten valken hebben lange, puntige vleugels, een rechte staart, sterke vliegspieren en een snelle vleugelslag. Ze zijn bijzonder wendbaar en ze kunnen hun snelheid plotseling enorm opvoeren. De vrouwtjes zijn altijd wat groter dan de mannetjes. Maar die zijn weer wat kleuriger. De torenvalk is een roofvogel. Roofvogels worden onderverdeeld in twee grote groepen, nl : de dagroofvogels en de nachtroofvogels. Nachtroofvogels jagen voornamelijk ’s nachts. Bijv. de uilen. Dagroofvogels jagen voornamelijk overdag. Hier hoort de torenvalk ook bij. De dagroofvogels worden onderverdeeld in 4 families. De gieren, de secretarisvogels, de havikachtige en de valken. De torenvalk is dus van de valkenfamilie. Andere familieleden zijn bijv. de boomvalk en de slechtvalk. De torenvalk, zoals hij in Nederland voorkomt, is een kleine roofvogel. In vergelijking met de andere valken heeft de torenvalk een betrekkelijk lange staart. Van snavel tot staartpunt meet hij ongeveer 34 centimeter. Waarvan ongeveer 14 cm. Voor rekening komt van de staart. De spanwijdte tussen de vleugels bedraagt zo’n 75 cm. Toch is de torenvalk maar een kleintje onder de roofvogels. Een buizerd die je hier ook vaak ziet en die soms ook “bidt” is wel 4x zo groot.

Soortenkenmerken

De torenvalk is goed te herkennen aan de manier van jagen, stilhangend of biddend in de lucht. Met dit bidden wordt de vleugels snel heen en weer bewogen. Kleine valk met een opvallend lange staart. Een volwassen exemplaar is 30 tot 38 centimeter groot.Het mannetje heeft een grijze kop en staart, de staart heeft aan het eind een zwarte band. De rug is roestbruin met donkere vlekken. Het vrouwtje is bruiner, met ook een bruinige kop. Staart is bruingrijs en is duidelijk minder helder dan bij het mannetje (die echt een opvallend grijze staart heeft).

Biotoop

Komt voor in een grote verscheidenheid aan landschappen. Cultuurland, heidegebieden, wetlands, duinen en ook steden. Ook vaak te zien in bermen (vaak biddend), waardoor regelmatig vogels worden aangereden. Zit ook nog wel eens op paaltjes of andere uitkijkposten.

Voedsel

Voedsel bestaat voor een belangrijk deel uit veldmuizen, waarvan hij er per dag ca. 3 tot 4 van vangt. Echter  jaagt hij ook wel op andere dieren, zoals sprinkhanen, kikkers of zelfs jonge ratten en mussen. Om zijn prooi op te eten, zoekt de torenvalk een rustige plaats op. Hij houdt het dier met zijn klauwen vast en scheurt er met zijn snavel kleine stukjes af. Heeft hij veel haast, dan wordt in 1 keer de kop van de muis verwijderd. Daarna slikt hij het hele dier direct naar binnen. Dan heeft hij dus het voordeel van zijn valketand. Daarmee kan hij zijn prooi heel stevig vasthouden tijdens het eten. Net als uilen spuwen dagroofvogels sommige etensresten uit. Dus ook de torenvalk. Dat zijn resten die in de maag niet verteren. Ze vormen een soort prop, die braakbal wordt genoemd. Vaak zitten er ook voedseldelen in die te groot waren om in de maag te komen. De meeste braakballen liggen onder de nesten van de torenvalken. Braakballen worden meestal in de morgenuren uitgespuwd.

De jacht

De torenvalk heeft 4 speciale gereedschappen voor de jacht, nl.:

  • Zijn scherpe ogen; hij kan op een afstand van 100 meter een veldmuis zien lopen.
  • zijn snavel; met de scherpe punt aan zijn snavel, de valketand, doodt een torenvalk zijn prooi met één knauw. Andere roofvogels missen die valketand.
  • zijnvlijmscherpe klauwen; drie tenen naar voren en één teen naar achteren. Samen vormen ze een klem, waar een prooi niet levend uit komt.
  • het ‘bidden’; heel snel met zijn vleugels slaand blijft een torenvalk op dezelfde plaats in de lucht hangen om zijn prooi te beloeren. De torenvalk is een stootjager. Dat wil zeggen dat hij zich op zijn prooi laat vallen. Soms doet hij dat vanaf een vaste zitplaats op een paaltje in de wei of een hoge boom. Die plek noemen we de valpaal. Maar hij kan zich ook van grote hoogte op zijn prooi laten vallen.

Broedbiotoop

Het broeden in bosranden, was enkele tientallen jaren geleden nog heel gewoon, echter komt dit vrijwel niet meer voor. Veel paren nestelen in speciaal voor de soort gemaakte nestkasten. Lange tijd was de Torenvalk de talrijkste in Nederland broedende roofvogel, maar tegenwoordig bezet de Buizerd die positie. De landelijke aantallen namen af rond 1960 door gebruik van landbouwvergif maar herstelden daarna. Sinds ongeveer 1990 nemen ze voortdurend af, met kleine tijdelijke oplevingen in veldmuisrijke jaren. Steeds intensiever grondgebruik maakt grote delen van het boerenland ongeschikt voor Torenvalken: er is onvoldoende voedsel.

Het broedseizoen begint aan het einde van de maand maart als de mannetjes- en vrouwtjestorenvalken elkaar gaan opzoeken. Het mannetje trakteert het vrouwtje op een ware luchtshow. Hij laat haar al zijn vliegkunsten zien om haar te versieren. Deze hofmakerij noemt men in de vogelwereld de ‘baltsvlucht’. De baltsvlucht van de torenvalk gaat gepaard met een voortdurend “kie-kie-kie” geroep van het mannetje. Op het laatst gaat het vrouwtje op zijn toenaderingen in. Het mannetje weet dan dat zijn huwelijksaanzoek met “ja” is beantwoord. Ze gaan dan op zoek naar een geschikte broedplaats. Ze stellen geen grote eisen aan hun broedplaats, alleen moeten ze hun nest gemakkelijk vliegend kunnen bereiken.

Er broeden nog zo’n 5000-6000 paar in Nederland. Komt verder in heel Europa voor. Nederlandse vogels zijn overwegend het gehele jaar aanwezig. Vooral het mannetje blijft in de buurt van het nest. In perioden van kou trekken vogels in Noord-Nederland wel naar het zuiden en westen van het land. Scandinavische vogels zijn wel trekvogels en overwinteren tot in Centraal-Afrika.

 

Broedtijd

Als ze een geschikt nest hebben gevonden dan legt het vrouwtje 5 tot 6 bruingevlekte eieren. Dit gebeurt in de laatste weken van april. Om de 2 dagen wordt er 1 ei gelegd. Het wijfje broedt hoofdzakelijk, terwijl het mannetje het wijfje voorziet van voedsel. Na een broedtijd van ongeveer 1 maand komen de jongen uit. Valkenbaby’s zijn nestblijvers. Dat wil zeggen dat ze na de geboorte nog lange tijd op het nest blijven om sterker en groter te worden. Doordat de eieren met tussenpozen worden gelegd, worden de jongen ook met tussenpozen geboren. Het eerste jong is dus al flink gegroeid als de laatste tevoorschijn komt. Soms kan de jongste het dan ook niet bolwerken tussen zijn grotere broers en zussen. Dan gaat hij dood van de honger. Omdat de jongen in het begin nog zo hulpbehoevend zijn, scheurt de moeder voor hen de prooidieren in stukken. Het meeste voedsel gaat naar het jong dat zich het hoogst ophef en zijn bek het verst opent. Na ongeveer 2 weken houdt de moeder op de prooi in stukken te scheuren. De jongen moeten zelfstandig worden en leren zelf hun eten klaar te maken. Vanaf de 2e week gaat ook vader valk zich met zijn hongerige kroost bemoeien. Na ongeveer een maand zijn de dieren volgroeid en groot genoeg om het nest te verlaten. Het oudste jong gaat weer voorop en maakt een proefvlucht van enkele meters naar beneden. Ze blijven nog enkele dagen in de buurt van hun ouders. Daarna gaan ze ieder hun eigen weg.

Buiten broedtijd

De ‘s winters waargenomen torenvalken zijn Nederlandse broedvogels aangevuld met wat vogels uit omringende landen en Noord-Europa. Voor zover de eigen broedvogels zijn weggetrokken, keren ze in maart terug op de broedplaats. Doortrekkers worden in het voorjaar vooral tussen half maart en half april gezien, in het najaar van augustus tot en met oktober. De winteraantallen vertonen schommelingen die met het winterweer corresponderen (enige wegtrek na sneeuwval) en het voedselaanbod. Plotseling beschikbare voedselvoorraden worden snel benut. Voorbeelden zijn lokale veldmuizenhaarden in extensief gebruikt of braakgelegd boerenland.

 

Bedreiging

Dat torenvalken zo snel de dood vinden heeft verschillende oorzaken:

 

Natuurlijke vijanden

De torenvalk heeft in ons land enkele natuurlijke predatoren, nl.: hermelijn, de wezel en grotere roofvogels.

Verkeersslachtoffers

Veel torenvalken verongelukken doordat zij worden aangereden door het toenemende verkeer en vele hebben het leven gelaten door de hoogspanningslijnen.

Bestrijdingsmiddelen.

Vroeger werd er op de akkers en weilanden giftige stoffen gestrooid. Die waren bedoeld om onkruid en schadelijke insecten te verdelgen. Muizen werden daardoor ook bedwelmd en konden heel gemakkelijk door de torenvalk gepakt worden waardoor de valk zelf ook vergiftigd werd.

Functioneel

Fruittelers hebben vaak last van vogels die van het fruit komen eten. Vooral van spreeuwen. Bij de boomgaarden worden dan nestkasten geplaatst in de hoop dat er dan een paartje torenvalken in gaat nestelen zodat de valken de vogels op een afstand kan houden. Daarnaast worden de muizen gevangen die anders schade aan de wortels van de bomen zouden veroorzaken. De valken zijn dus nuttige vogels

 

Bronnen:

  • SOVON
  • Vogelbescherming Nederland
  • Wikipedia