De meest algemene uil van ons land is de bosuil. Van de zes broedende uilensoorten in Nederland (kerkuil, steenuil, oehoe,velduil en ransuil), gaat het met de bosuil nog vrij goed. De bosuilen hebben duidelijk geprofiteerd van de vele nestkasten die in Nederland zijn opgehangen. Het is een vroege broedvogel die zijn spookachtige geroep al in de wintermaanden laat horen.
Soortkenmerken:
Dik, met een grote kop, heeft zwarte ogen in een rond gezicht. Heeft brede afgeronde vleugels. De bosuil heeft geen oorpluimen.
Adult: de kleur van de kop, de bovendelen en bovenvleugels zijn oranjebruin tot vaal bruin met donkere strepen. Verdere onderdelen geelbruin en witachtig met donkere strepen en banderingen.
Juveniel: heeft een donskleed. De bovendelen zijn bruin tot oranjebruin gekleurd. Verdere onderdelen grijsachtig geelbruin met witte en bruine bandering. Wordt adult na de rui juni-november.
Biotoop:
De bosuil stelt geen hoge eisen aan zijn leefomgeving, als er maar voldoende (oude) bomen staan waarin hij overdag kan slapen en er het hele jaar voedsel beschikbaar is en bereikbaar en er zijn voldoende roest- en broedplaatsen aanwezig, dan kunnen we hem bijna in heel Nederland aantreffen . Hij komt voor in zowel open loofbos, gemengd bos, boerenerven, (stads)parken, groene woonwijken met oude bomen alswel in grote binnentuincomplexen. Plaatselijk komt hij ook wel in duingebieden voor, broedend in konijnenholen. Door de flexibiliteit in prooikeuze kan de bosuil in relatief veel landschapstypen gedijen.
‘s Nachts jaagt deze uil vanaf een hoge zitplaats. Zijn prooi vindt hij als het moet alleen op het gehoor. Hij vliegt er geruisloos op af en grijpt de prooi met zijn krachtige klauwen. Vaker dan gezien wordt de bosuil gehoord: in het broedseizoen met een schel ‘kewiek’ en de rest van het jaar het bekende spookachtige beverige ‘hoe-hoe-hoe’.
Voedsel:
Zijn prooikeuze is zeer gevarieerd en bestaat voornamelijk uit allerlei kleine zoogdieren en vogels, tot het formaat jonge konijnen en duiven. Daarnaast staan ook kikkers en padden, kevers, regenwormen (jongen), incidenteel vis op zijn menu.
Broeden:
Het wijfje kiest de nestplaats, meestal in een boomholte van een oude boom. Er worden ook wel leegstaande nesten van andere roofvogels of spleten in muren en rotsen genomen.
De bosuil is geslachtsrijp na 1-2 jaar. De legperiode start soms al in februari, maar meestal in maart. Het legsel varieert van 1-7 eieren. Meestal 2-4 eieren. In voedselarme jaren vindt er geen broedsel plaats. Daarnaast hebben de bosuilen slechts één legsel per jaar. Eieren worden alleen door het vrouwtje bebroed vanaf het 2e of 3e ei. Daar de eieren met tussenpozen worden gelegd, komen deze ook met tussenpozen uit. Na een broedtijd van ca. 28-29 dagen komt het eerste jong uit. De moeder neemt de jongen onder haar vleugels, terwijl de vader voedsel komt brengen.
De jongen verlaten na ongeveer vijf weken het nest.
Ze worden dan nog wel door hun ouders bijgevoerd tot ze circa 2-3 maanden oud zijn.
Tenslotte worden ze uit de nestomgeving verdreven en moeten ze een eigen territorium zoeken.
Gedrag van de bosuil: meestal nogal honkvast; normaal gesproken monogaam
Levensverwachting van de bosuil:de oudst bekende wilde vogel werd 18 jaar oud.
Klank:
Scherp ke-wiek, juveniel schril toe-wit, zang langgerekt, bevend hoew…woe-woe-oe-oew
Karakteristieke kenmerken:
Door de nachtelijke leefwijze van de bosuil is deze maar zelden te zien. Soms wordt zijn aanwezigheid verraden door alarmerende vogels. Bosuilen hebben een vaste plaats om de dag door te brengen. Ze doen dat bij voorkeur in naaldbomen of bomen met veel klimop. Ze zitten dicht tegen de stam op een tak.
‘s Avonds als de uilen actief worden, begint het mannetje te roepen om het territorium af te bakenen. Tijdens de jacht zijn ze meestal stil omdat ze anders hun prooi zouden alarmeren. In de baltsperiode roepen ze vaak wel de gehele nacht door. Tegen de morgen beginnen de mannetjes opnieuw te roepen om het territorium af te bakenen.
In zachte winters begint de balts al in januari, maar meestal begin februari. De bosuil broedt in maart. In april worden de jongen geboren. Het vrouwtje broedt de eieren uit en verlaat het nest alleen om braakballen en ontlasting kwijt te raken. De jongen komen na 28 á 30 dagen uit en de eerste tien dagen laat het vrouwtje ze niet alleen. Deze zijn namelijk in eerste instantie blind. Het mannetje voert voedsel aan, het vrouwtje scheurt stukjes vlees zonder haren en botten van de prooi af. Die houdt ze tegen de snavel van de jongen, zodat ze op de tast het voedsel vinden. Uilen hebben zeer gevoelige tastharen, waarmee ze in het pikkedonker prooien kunnen herkennen. Zolang de jonge uilen bezig zijn met de opbouw van hun bottenstelsel, maken ze gebruik van de kalk in de botten van de prooidieren. Uit onderzoek is gebleken dat in de eerste uilenballen die de jongen uitspugen, vrijwel geen botresten voorkomen.
Zodra de jongen iets ouder zijn verlaat het vrouwtje af en toe het nest om mee te jagen. Na vier á vijf weken verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan nog niet goed vliegen en zitten voortdurend in de buurt van het nest op takken om eten te bedelen. Ze worden daarom “takkelingen” genoemd. De jongen komen niet meer terug op het nest. Als ze ongeveer vijftig dagen oud zijn, beginnen ze korte vluchten te maken. In totaal duurt het zo’n twee maanden voordat de jongen zelf in staat zijn een prooi te vangen. Bosuilen kunnen zo’n 10 á 15 jaar oud worden.
Waarnemen:
Roestende bosuilen worden overdag soms luidruchtig geplaagd door gaaien, mezen en andere kleine zangvogels. Dat kan de waarnemer sturen naar de roestplek.
Natuurlijke vijanden:
De bosuil kent geen natuurlijke vijanden of bedreigingen.
Bescherming:
De Wet natuurbescherming biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van bosuilen zijn niet standaard het gehele jaar beschermd. Nader onderzoek kan nodig zijn, omdat de nesten wel jaarrond bescherming genieten als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen op grond van de Wet natuurbescherming.
Bronnen:
vivara.nl
waarneming.nl
Vogelbescherming Nederland