Menno Huge hangt in 1996 een kerkuil kast op in een schuur die niet geschikt lijkt voor het broeden van kerkuilen. Verknocht als Menno is aan uilen wordt de schuur in oude staat teruggebracht, want er wáren wel kerkuilen te zien. Met de komst van het rieten dak, in de plaats van golfplaten met daaronder isolatie, verdwenen de steenmarters. Vanwege de ongunstige aanvliegroute in de nieuwe situatie naar de bestaande kast, wordt er nog een kast geplaatst. Sindsdien hebben de kerkuilen ieder jaar succesvol gebroed, dan in de ene, dan in de andere kast.
En dan gebeurt het, op 3 mei jl.: er komt onheil van boven. Er valt een plank uit de bodem van een kerkuil kast waardoor het nest verloren gaat. Bij de laatste jaarlijkse schoonmaak en tijdens de dagelijkse visuele inspectie zijn er geen bijzonderheden ontdekt. Wel wordt ontdekt dat de spijkers in de constructie weggeroest zijn.
De wet van Murphy is van toepassing, want de uilen broedden in de onfortuinlijke kast. Helaas, op de vloer van de zolder lagen zes eieren. Sommige helemaal kapot en de ‘embryo’ zichtbaar. Een drama!
Menno en zijn vriendin, Leidje, gooien alle eieren weg, want ook al zie je geen schade, met kleine, niet zichtbare barstjes in de schil komt het ook niet goed met het kuiken. Diezelfde dag wordt de nestkast gerepareerd, met twee spanbanden en daarna met schroeven. In het najaar komt er een nieuwe kast, want dit mag niet meer voorkomen.
Na de reparatie registreert een wildcamera bijzondere beelden van twee uilen. Bij de ingang voor de uilen is te zien dat de beide uilen elkaar begroeten (schreeuwen) en ook met elkaar ‘snavelen’. Vervolgens ziet Menno dat één uil lang naar de kast zit te staren. De andere uil onderzoekt de camera, wat ongewoon is bij een volwassen uil.
En dan de gerepareerde kast. De hamvraag: hoe reageren de kerkuilen op een gerepareerde kast waar zijn broedsel is uitgevallen? Heeft hij er nog vertrouwen is? Krijgt het leven een nieuwe kans? De lens van de camera legt vast dat één uil de kast aan de buitenkant lijkt te ‘inspecteren’. In twee opeenvolgende nachten hangt hij/zij aan de onderzijde aan de spanbanden en ook aan de zijkant, aan het knopje van het luik. “In het najaar een nieuwe kast” fluistert Menno zachtjes tegen de kerkuilen. Een tweede broedpoging lijkt aanstaande en Menno haalt opgelucht adem. Het lijkt er dus op dat ze de kast weer in gebruik gaan nemen.